top of page

7

Beluister de podcast.

Bij het landschapsbeeld van vroeger hoort ook een gebouw, hier in de Kempen is dat de langgevelhoeve. Dit gebouw was meestal opgedeeld in twee delen: het woongedeelte en de stal. De stal bestond uit een stalling voor de dieren onderaan en de hooizolder onder het dak. 

Uiteraad is er ook hier een evolutie te zien. De eerste gebouwen werden uit hout gemaakt met daarop een rieten dak. Later is men dan baksteen gaan gebruiken. Eerst nog in combinatie met de houten structuur, dit wordt vakwerk genoemd. Later werden ze volledig uit baksteen opgetrokken met een pannendak. Het stalgedeelte was een mengeling van allerlei constructies, afhankelijk van welke dieren er gestald werden, waardoor ze droog konden staan in de winter en veilig voor de wolf. 

De laatste tientallen jaren is deze manier van aan landbouw doen verdwenen en werden veel langgevelhoeves omgebouwd tot volledige woningen, feestzalen, tavernes, etc...

Over onze eigen langevelhoeve hebben we nog niet veel kunnen vinden in de archieven maar we weten wel dat ze hier al moet staan van voor 1771. Hoe weten we dat? Wel, op de Ferrariskaarten (1771 - 1778) staat er op exact dezelfde plek als waar nu de hoeve staat al een woning getekend. Deze kaarten zijn de allereerste kaarten waar men een degelijke en gedetailleerde optekening heeft gemaakt van de omgeving. Hoe de hoeve er toen uitzag zal waarschijnlijk wel anders zijn geweest dan wat we nu kunnen zien, maar delen van de originele hoeve zijn er gegarandeerd nog.

 

Waar voor WOI de boer nog heel zelfvoorzienend was, werd deze, zeker na WOII, meer en meer verplicht door de overheid om aan intensieve landbouw te gaan doen en te specificeren. Dit wil zeggen dat de boer één diersoort ging kiezen die hij dan op grote schaal ging houden. Op vrij korte tijd bleken de stallen van de langgevelhoeves niet meer te voldoen omdat zij zulke grote groepen dieren niet konden herbergen. Bij gevolg gingen de boeren steeds groter bouwen.   

De boer die hier actief was tot 1990, had ervoor gekozen om koeien te houden en paste de stal dan ook aan om een 20-tal dieren te kunnen huisvesten. In de jaren '60-'70 was hij daarmee zo ongeveer de grootste in de buurt. Gek als je nu weet dat de meeste veehouders in de buurt ongeveer 250 melkkoeien hebben staan. 

 

In de hoeve hier zie je ook witgekalkte muren. Dit werd niet gedaan om het er mooi uit te laten zien maar het was een vorm van stalhygiëne. Kalk ontsmet namelijk. 

​

Het woongedeelte was voor de boer en zijn gezin en soms nog voor de grootouders. Als die nog leefde ten minste want de gemiddelde levensverwachting was in 1900 immers maar 44 jaar. In het huis had je een opkamer en een onderkamer. In de onderkamer, een soort keldertje, werd voeding opgeslagen en verwerkt. Ook hier, in onze hoeve kan je in de onderkamer nog steeds een pekelput zien staan. Een soort gemetselde grote bak waar ze vlees in staken samen met heel veel zout. Door het vlees te 'pekelen' (=zouten) konden ze het veel langer bewaren. Er waren immers nog geen koelkasten of diepvriezers. 

Ouders en kinderen sliepen vaak in dezelfde ruimte en zelfs hetzelfde bed. Centrale verwarming of stromend water waren er nog niet. Jezelf verwarmen kon aan de grote haard in de leefruimte. Boeren met wat meer geld konden zich een 'Leuvense' stoof veroorloven. De haard of de stoof dienden niet enkel om te verwarmen maar ook om op te koken. De stoof had een plat valk waar een grote pot op gezet kon worden en als ze kookten op het open vuur dan hing er een 'koeketel' boven het vuur aan een ronddraaiende balk. Deze zag je in veel boerderijen. Een keuken, zoals wij die nu kennen, bestond nog niet. Wel hadden ze een aparte naam voor de ruimte waar gekookt werd; de moos. Televisie, internet en elektriciteit, dat was er allemaal nog niet, moeilijk om in te beelden voor ons hé? 

 

De eerste dakbedekking van de langgevelhoeve bestond uit stro. Dat werd in een dik pak en in verschillende lagen aangebracht op het dak waarbij de gedroogde stengels naar beneden toe werden gelegd zodat de regen er mooi af kon druipen. Later kwam dan het pannendak. Boomse pannen zijn hier heel lang voor gebruikt en zie je dan nu nog steeds op de meeste oude boerderij daken liggen. Deze pannen zijn heel mooi maar sluiten niet zo goed waardoor er toch lucht en, als het hard waait, regen binnen kan komen. Dit losten ze op door het plaatsen van stropopjes onder de pannen. Stropopjes waren rieten stengeltjes die in een popjes vorm werden geknoopt. Hierdoor kon het binnengesijpelde water langs de onderkant van het dak afgevoerd worden en drupte het minder binnen. Het diende ook om kieren en gaatjes te dichten zodat de wind minder spel kreeg. 

Kempense langgevelhoeve

bottom of page